Sunday, July 01, 2007

Presque de l'Europe

Door Keesjemaduraatje
(dit artikel verscheen eerder op de website Hoeiboei)

Als we kritiek hadden op Zuid-Afrika, was er altijd wel een oom of tante die opmerkte dat je er pas over kon oordelen als je er zelf geweest was. Er is één land waar ik dan blijkbaar iets over mag zeggen: Tunesië. Sinds ik in 1983 een antropologisch leeronderzoek heb gedaan in dit socialistische land met islamitische dominante cultuur, kan ik het steeds weer als voorbeeld gebruiken. Dat kan niemand mij afnemen.

Eerst met de bus naar Marseille, waar we op een camping gingen staan die dezelfde avond nog geheel onder water liep. 20 centimeter water in de tent en al mijn kleren en boeken drijfnat. Leuke start. Als we in de stad gingen wandelen en ik moest even iets inkopen, werd mijn vriendin meteen lastig gevallen door hitsige Algerijnse jochies. Nadat ik op de veerboot was gestapt, moest mijn vriendin terug naar Duitsland en werd ook weer lastig gevallen. Maar goed ik was tenminste in Tunesië. Als je als jongen student antropologie aan zo’n reis begint, dan ben je goed voorbereid. Je weet dat je vrouwen niet aan moet kijken en zeker niet moet aanspreken. Dat je respect moet hebben voor de cultuur en geschiedenis van het te bestuderen land. 

In Tunis verbleef ik eerst een dag in Carthago en toen een dag in Tunis. In Carthago zag ik blonde vrouwen van het strand komen met aan de ene hand een Tunesische jongen en achter zich aan ook nog één of twee loverboys. Kost haast niets. In het restaurant waar ik 's avonds was werden mij allerlei avances gemaakt, door mannen. Tunesië is een paradijs voor homo’s. Dat hadden ze er allemaal niet bij verteld op de VU.  Op de bus naar Tabarka werd ik ook door verschillende jonge mannen aangesproken die een uitnodiging van mij wilden en die van allerlei dingen met mij wilden ondernemen. “Nous sommes presque l’Europe", was het gevleugelde gezegde. Later bleek dat de vorige antropoloog die het gebied bezocht drie van die jongens als minnaar had genomen. Participerende observatie.

In de bus naar het onderzoeksgebied werd ik reeds geconfronteerd met de intolerantie van de islam tegenover het christendom. Mij werd medegedeeld, dat het christendom een foute religie was, omdat het drie goden heeft: de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. Ik was net uitgetreden uit de Gereformeerde Kerk (Synodaal) en had geen zin mijn eigen geloof te verdedigen, maar ik vond het wel onbeschoft om een vreemdeling meteen zijn geloof te beledigen. In Tabarka aangekomen, nam ik intrek in het Hotel de France, samen met mijn andere collega studenten. In Tabarka waren nog drie paters overgebleven, die een ziekenhuis en een armenhuis runden. Ook die mochten absoluut geen missie bedrijven in het seculiere doch overwegend islamitische Tunesië.

Tunis1

Heuvel_1 Niet lang daarna vertrok ik naar het onderzoeksgebied, te weten Sidi Mohammed, een klein gehucht in de bergen en als je goed keek, uitzicht op de Middellandse Zee. Ik bracht het geleerde in praktij, dus als ik langs een verlaten landweggetje liep en er kwam een vrouw tegen, dan zei ik niets, maar dat viel niet in goede aarde. “Waarom zeggen jullie niets” riep er één en ik werd meteen voor een interview uitgenodigd in de hut. Niets blijft op zo’n helling met hutten verborgen en 3 minuten later kwam er een neef aanhollen, die er bij kwam zitten om de situatie te redden.

Met mij waren nog drie studentes meegegaan op leeronderzoek, allemaal met een dorp voor zich alleen. De drie dames werden in de cultureel antropologische wereld aangeduid als “de Dolly Dots”. Die hadden helemaal geen moeite met hun rol en begonnen meteen de eerste dag al vol enthousiasme met hun onderzoek, te weten het met een vragenlijst de deuren langs gaan. Door de Dolly Dots hoorde ik ook over de “Verlovingscultuur”in Tunesië. Veel meisjes hadden een verloofde, het liefst een rijke die in Frankrijk werkte. Het maagdenvlies dat door de omstuimige relatie eventueel was doorbroken, werd in een privé-kliniek gerepareerd of, wat nog goedkoper was: er werd een bewijs van maagdelijkheid gehaald in de plaatselijke kliniek. Een preutse doch zeer sexueel geladen stemming heerste in het gehele gebied. Jongens en meisjes mochten absoluut niet met elkaar omgaan, maar er waren veel meer ongewenste zwangerschappen dan in Nederland. Als we een interview gingen doen ergens bij een paar afgelegen huizen, kon het gebeuren dat er tussen de cactushagen een jongen opdook die een “niets zeggen” gebaar maakte, wachtend op zijn vriendin.

De Kroumir, zoals het volk heet, heeft een slechte reputatie. Tunesische sociologen doen niet graag onderzoek in het gebied, bang om gestenigd te worden. Ze zullen er zeker niet blijven overnachten. Functionarissen konden me wel vertellen dat de bevolking achterlijk is en de socialistische idealen van Bourquiba niet bijzonder toegedaan. Geen wonder. De socialistische regering had alle geiten verboden en de collectivisatie van landbouwbedrijven verordent. Een hongersnood was uitgebroken. De oeroude dorpsstructuur, met lokale leiders en eigen lokale religieuze leiders is door de socialistische partijstructuur geheel kapot gemaakt. Het dorp wordt bestuurd door jonge moderne partijleiders, terwijl de traditie is dat oudere mannen het voor het zeggen hebben. De verslagen van dit onderzoek zijn nog op de Vrije Universiteit te lezen onder de titels:

Changements dans l'organisation locale d'un vilaage de montagne tunisien en
Vreanderingen in de lokale politiek van een Tunesisch bergdorp 

Heuvel_2 De Kroumir is een volk met meer berber- en bedoeïenenachtergrond dan de strengere arabieren die meestal in de steden wonen. De islamisering van het gebied is pas 200 jaar oud. Je ziet er dan ook geen gesluierde vrouwen, maar wel de hennatatoeages. De islam werd naar het gebied gebracht door zogenaamde marabouts. Islamitische heiligen die vanuit Algerije het gebied binnendrongen en de bevolking achter zich wisten te scharen. Tot op de dag van vandaag staan er nog kleine heiligdommen overal door het landschap verspreid, waarin de heiligen vereerd worden. Op één van de feesten voor zo’n heilige bracht ik ook een bezoek aan zo’n heiligdom en ik werd verstoord door jongeren die dwars door die hut liepen en vuilnis lieten vallen. Ik wilde ze terechtwijzen en zeggen dat ze hun eigen cultuur moesten eerbiedigen. Plotseling realiseerde ik me, dat ik in een vreemd land de traditie hooghield en in mijn eigen land niet eens meer naar de kerk ging. Antropologen zijn de meest conservatieve mensen die er zijn, behalve als ze thuis zijn. Dan zijn het cultuurrelativisten, maar dat terzijde. Dikke kans trouwens dat de radicale islam die nu in het gehele noorden van Afrika aan het winnen is, ook deze sympathieke heiligdommen kapot gaat maken. Wat dat betreft is het islamisme nog erger dan het socialisme.

De maraboutcultuur is te vergelijken met de rooms-katholieke heiligenverering en hoort niet standaard bij de islam. Het is iets typisch voor Noord-Afrika en enkele landen die zuidelijker in Afrika liggen. Het geeft de gelovige de kans via een heilige met God te communiceren. Het kan ook als integrerende kracht in een samenleving dienen. De marabout heeft nog steeds een spirituele kracht, die als dreigement kan dienen. Als een inwoner van Sidi-Mohammed als gastarbeider in Frankrijk woont en niet op tijd een offer kan brengen aan de marabout, dan verschijnt de heilige in zijn droom en kan ziekte en verderf brengen, Dat wordt dan weer goedgemaakt door offers te brengen. Die offers versterken het prestige van de lokale dorpsleiders.

Toen ik er in 1983 was, woonden de bewoners in betonnen hutten die gebouwd waren door een student van de Landbouwhogeschool Wageningen. Daarvoor hebben de Kroumirs in takkenhutten en daarvoor in tenten geleefd. Ik bezocht een oudere vrouw in één van die betonnen hutten. De TV met Egyptische liefdesdrama stond de gehele tijd keihard aan. Het bleek al snel dat die vrouw een soort medium was, in rechtstreeks geestelijk contact met de Marabout Sidi Mohammed. Allerlei ziektes konden door tussenkomst van de heilige genezen worden. Dreigementen over het niet voldoen aan sociale verplichtingen konden door het medium gesust worden door het geven van de juiste offers. Dat was de traditionele heiligen cultus met een islamitisch sausje. Er is echter nog een andere variant van de islam die nog gevaarlijker voor de regering is.

De nationalistische regering van Tunesië is als de dood voor de toenemende invloed van de moslimbroederschappen. Daarom zijn hoofddoekjes op school streng verboden. De Tunesische jeugd wordt dus heen en weer geslingerd tussen de verlokkingen van het Europese westen en de internationale ideologie van de strenge islam. Mijn tolk voelde wel wat voor de radicale ideeën van de moslimbroederschappen. Hij vond dat een corrupte bosbouwambtenaar, die een hele berghelling illegaal had laten kappen, de doodstraf moest krijgen. De moslimbroeders waren eigenlijk meer de intellectuele jonge mannen van het gebied, die wel geleerd hadden, maar geen baan konden krijgen. Vaak in huis wonend bij een broer of hun vader. Het heeft ook wel iets om de eigenheid te benadrukken en niet steeds alleen maar naar Frankrijk te kijken om te zien of er nog een baantje als gastarbeider te krijgen is.

Heuvel_3 Ik was ook in Sidi Mohammed om te kijken naar een project van ontwikkelingshulp dat door de Nederlandse kerken daar was begonnen. Het idee was om een waterleiding aan te leggen waardoor iedereen water zou hebben. Ik zag nog wel wat kapotgesneden plastic leidingen liggen, maar verder was er van het project niets over. Volgens de oude sjeik, van wie ik een huthad gehuurd, waren de “herders in de bergen” het niet met het project eens geweest. Waarschijnlijk waren dat zijn eigen mensen geweest, die het niet terecht vonden, dat de arme mensen in het dal, met hetzelfde gemak het water konden drinken als zijn eigen clan. Veel projecten gingen niet goed doordat het idealisme van de ontwikkelingswerkers niet overéénkwam met de clanstructuur van de bevolking. Arabische boeren werken het liefst samen met de eigen familie en willen niet graag in een groter geheel gedwongen worden. Het idealisme dat met ontwikkelingswerk verbonden was had wel een ernstige deuk gekregen.

Eenmaal terug in Nederland ben ik toch begonnen de koran eens te lezen. Het eerste dat me opviel was wel dat er veel anti-joodse passages in staan. Toch heb ik niet in die tijd een aversie tegen de islam ontwikkeld. Ik begon les te geven aan Marokkanen, waardoor ik een goed inzicht kreeg in de belevenissen van legale en illegale gastarbeid in Amsterdam Ik kan achteraf wel op de dag precies zeggen wanneer ik een hekel begon te krijgen aan de strenge fundamentalistische islam. Dat was op de dag dat ik bij Dirk van den Broek kwam  en een modern geklede man zag lopen, met een vrouw in een burka erachteraan. Er kwam een enorme woede in me op. “Wel mijn vriendin in haar kont knijpen en zelf met zo’n pinguïn achter je aan door onze supermarkt lopen”, dacht ik. Ik kan er niets aan doen. Het waren gedachtes die zomaar opeens in mijn hoofd opkwamen. 

No comments:

Post a Comment

Bedankt voor jouw reactie. We beoordelen of de reactie geplaatst kan worden.