RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummer: 13/525080-09 (Promis)
Datum uitspraak: 15 oktober 2009
op tegenspraak
VONNIS
van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1960, ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres], gedetineerd in het Huis van Bewaring “Havenstraat” te Amsterdam.
De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 1 oktober 2009.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd – zoals gewijzigd ter terechtzittingen van 14 augustus 2009 en 1 oktober 2009 (tweemaal) – dat
1. primair: hij op of omstreeks 13 september 2008 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet (en na kalm beraad en rustig overleg), met die ander of anderen, althans alleen, de deur van de Vrankrijk heeft/hebben opengedaan en vervolgens met een hard en/of zwaar voorwerp, te weten een steigerpijp danwel houten knuppel en/of stok tegen het voorhoofd van die [slachtoffer 1] heeft/hebben gestoten en dat hij vervolgens met die ander of anderen naar die [slachtoffer 1] (die onder invloed was/verkeerde van alcoholische drank) is/zijn toegelopen, waarna hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) , die [slachtoffer 1] een of meermalen (met (veel) kracht) - met (een) (hard(e) en/of zwa(a)r(e)) voorwerp(en) (te weten (een) (steiger)pijp(en)) en/of (een) (houten) knuppel(s) en/of houten tafel- en/of stoelpo(o)t(en) en/of stok(ken) op/tegen diens hoofd, althans diens lichaam heeft/hebben geslagen en/of (een) elleboogsto(o)t(en) tegen de kaak en/of gezicht en/of hoofd van die [slachtoffer 1] heeft/hebben gegeven en/of/(mede)hierdoor die [slachtoffer 1] (met diens hoofd) (achterover) op de stoep en/of stenen (be)stra(a)ting is gevallen, tengevolge waarvan die [slachtoffer 1] (in ieder geval) een schedelbasisfractuur en/of een gehoorsbeenketenbreuk (fractuur) en/of een gescheurd hersenvlies en/of (geheel- of gedeeltelijk) geheugen- en/of gehoorsverlies en/of een trommelvliesperforatie en/of twee gebroken rotsbeenderen en/of een hoofdwond met blijvend litteken en/of geheugenverlies en/of verlies van reuk en smaak en/of constante hoofdpijn en/of ernstige vermoeidheid en/of slapeloosheid en/of een verlamde rechterkant tong heeft bekomen en/of die [slachtoffer 1] voorlopig niet (meer) kan lopen en zich alleen nog in een rolstoel kan verplaatsen;
subsidiair: hij op of omstreeks 13 september 2008 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, aan [slachtoffer 1] opzettelijk (en met voorbedachten rade) zwaar lichamelijk letsel, heeft toegebracht, door met dat opzet (en na kalm beraad en rustig overleg) met die ander of anderen, althans alleen, de deur van de Vrankrijk heeft/hebben opengedaan en vervolgens met een hard en/of zwaar voorwerp, te weten een steigerpijp danwel houten knuppel en/of stok tegen het voorhoofd van die [slachtoffer 1] heeft/hebben gestoten en dat hij vervolgens met die ander of anderen naar die [slachtoffer 1] (die onder invloed was/verkeerde van alcoholische drank) toe te lopen, waarna hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) die [slachtoffer 1] een of meermalen (met (veel) kracht) - met (een) (hard(e) en/of zwa(a)r(e)) voorwerp(en) (te weten (een) (steiger)pijp(en)) en/of (een) (houten) knuppel(s) en/of houten tafel- en/of stoelpo(o)t(en) en/of stok(ken) en/of met een of meer vuistslagen op/tegen diens hoofd, althans diens lichaam heeft/hebben geslagen en/of (een) elleboogsto(o)t(en) tegen de kaak en/of gezicht en/of hoofd van die [slachtoffer 1] heeft/hebben gegeven en/of/(mede)hierdoor die [slachtoffer 1] (met diens hoofd) (achterover) op de stoep en/of stenen (be)stra(a)ting is gevallen, ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] (in ieder geval) een schedelbasisfractuur en/of een gehoorsbeenketenbreuk (fractuur) en/of een gescheurd hersenvlies en/of (geheel- of gedeeltelijk) geheugen- en/of gehoorsverlies en/of een trommelvliesperforatie en/of twee gebroken rotsbeenderen en/of een hoofdwond met blijvend litteken en/of geheugenverlies en/of verlies van reuk en smaak en/of constante hoofdpijn en/of ernstige vermoeidheid en/of slapeloosheid en/of een verlamde rechterkant tong heeft bekomen;
2. primair: hij op of omstreeks 13 september 2008 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk (en met voorbedachten rade), [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met dat opzet (en na kalm beraad en rustig overleg) naar die [slachtoffer 2] (die onder invloed was/verkeerde van alcoholische drank) is /zijn toegelopen, waarna hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), die [slachtoffer 2] een of meermalen (met (veel) kracht) - met (een) (hard(e) en/of (zwa(a)r(e)) voorwerp(en) (te weten (een) (steiger)pijp(en)) en/of (een) (houten) knuppel(s) en/of houten tafel- en/of stoelpo(o)t(en) en/of stok(ken) op/tegen diens hoofd, althans diens lichaam heeft/hebben geslagen (ten gevolge waarvan die [slachtoffer 2] (enig) letsel heeft bekomen);
subsidiair: hij op of omstreeks 13 september 2008 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk ( en met voorbedachte rade) [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet ( en na kalm beraad en rustig overleg) naar die [slachtoffer 2] (die onder invloed was/verkeerde van alcoholische drank) is/zijn toegelopen, waarna hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), die [slachtoffer 2] een of meermalen (met (veel) kracht) - met (een) (hard(e) en/of zwa(a)r(e)) voorwerp(en) (te weten (een) (steiger)pijp(en)) en/of (een) (houten) knuppel(s) en/of houten tafel- en/of stoelpo(o)t(en) en/of stok(ken) op/tegen diens hoofd, althans diens lichaam heeft/hebben geslagen en/of - tegen/op diens gezicht/hoofd heeft/hebben gestompt, althans tegen diens lichaam heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of getrapt en/of geschopt als gevolg waarvan [slachtoffer 2] een kneuzing/bloeduitstorting heeft op de linkerbovenarm, links in het gelaat en linksvoor op de borst;
meer subsidiair: hij op of omstreeks 13 september 2008 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk ( en met voorbedachte rade en na kalm beraad en rustig overleg) mishandelend [slachtoffer 2] (die onder invloed was/verkeerde van alcoholische drank) een of meermalen (met (veel) kracht) - met (een) (hard(e) en/of zwa(a)r(e)) voorwerp(en) (te weten (een) (steiger)pijp(en)) en/of (een) (houten) knuppel(s) en/of stok(ken) op/tegen diens hoofd, althans diens lichaam heeft/hebben geslagen en/of - tegen/op diens gezicht/hoofd heeft/hebben gestompt, althans tegen diens lichaam geslagen en/of gestompt en/of getrapt en/of geschopt, waardoor voornoemde [slach[slachtoffer 2] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden als gevolg waarvan [slachtoffer 2] een kneuzing/bloeduitstorting heeft op de linkerbovenarm, links in het gelaat en linksvoor op de borst.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is om van de zaak kennis te nemen, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging. 3. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1. subsidiair: op 13 september 2008 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, aan [slachtoffer 1] opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel, heeft toegebracht, door met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg met die ander naar die [slachtoffer 1] (die onder invloed verkeerde van alcoholische drank) toe te lopen, waarna hij, verdachte, en zijn mededader die [slachtoffer 1] met kracht een vuistslag tegen diens hoofd hebben gegeven waardoor die [slachtoffer 1] met diens hoofd op de stoep is gevallen, ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] een schedelfractuur en een gehoorsbeenketenbreuk en een gescheurd hersenvlies en geheugen- en gehoorsverlies en een trommelvliesperforatie en twee gebroken rotsbeenderen en verlies van reuk en smaak en constante hoofdpijn en ernstige vermoeidheid en slapeloosheid en een verlamde rechterkant tong heeft bekomen;
2.
meer subsidiair: op 13 september 2008 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk en met voorbedachte rade en na kalm beraad en rustig overleg mishandelend [slachtoffer 2] (die onder invloed verkeerde van alcoholische drank) meermalen met kracht met een houten knuppel, tegen diens lichaam hebben geslagen, waardoor voornoemde [slachtoffer 2] letsel heeft bekomen, te weten een kneuzing/bloeduitstorting op de linkerbovenarm, links in het gelaat en linksvoor op de borst, en pijn heeft ondervonden.
Voorzover in de telastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
4. Het bewijs
4.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich, op nader in het schriftelijke requisitoir omschreven gronden, op het standpunt gesteld dat het onder 1 primair (medeplegen van poging tot doodslag) en 2 subsidiair (medeplegen van poging tot zware mishandeling met voorbedachten rade) ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
4.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich, op nader in zijn pleitnotities omschreven gronden, ten aanzien van feit 1 op het standpunt gesteld dat verdachte vrijgesproken dient te worden van poging tot moord dan wel tot doodslag en van zware mishandeling met voorbedachten rade. De raadsman heeft daartoe – kort samengevat – aangevoerd dat [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1]) door de medeverdachte [medeverdachte] met een stok tegen zijn hoofd is gestoten en later met zijn elleboog in het gezicht is geraakt. Andere slagen tegen het hoofd zijn niet vast komen te staan. Er is sprake van slechts twee te onderscheiden geweldsmomenten. De stoot met de stok tegen het voorhoofd levert, mede gelet op het geringe letsel dat daardoor werd veroorzaakt, een eenvoudige mishandeling van [slachtoffer 1] op. Van de elleboogstoot dient verdachte te worden vrijgesproken. Verdachte kan immers niet worden aangemerkt als medepleger daarvan. Voor het geval de rechtbank hem wel als zodanig aanmerkt betrof het een reflexbeweging van [medeverdachte] en is derhalve van opzet geen sprake. Voor zover de rechtbank van oordeel is dat wel sprake is van opzet dient de elleboogstoot, in verband met de geringe kracht daarvan - te worden gekwalificeerd als mishandeling, zwaar lichamelijk letsel tot gevolg hebbend. De raadsman wijst er op dat dit echter niet ten laste is gelegd. Hooguit kan derhalve sprake zijn van zware mishandeling. Van voorbedachten rade was geen sprake en van (voorwaardelijke) opzet op de dood van [slachtoffer 1] evenmin. Met betrekking tot feit 2 heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat – gelet op het geringe letsel – enkel eenvoudige mishandeling van [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2]) bewezen verklaard kan worden.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 1 primair, 2 primair en 2 subsidiair is ten laste gelegd, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken. Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor het slaan met een steigerpijp op het hoofd van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2].. Het geven van een vuistslag tegen het hoofd van [slachtoffer 1] acht de rechtbank onvoldoende om tot het bewijs van (voorwaardelijke) opzet op diens dood te komen. Voorts beschouwt de rechtbank het geven van de stoot met een houten knuppel tegen het hoofd van [slachtoffer 1] niet als een zodanige handeling dat deze moet worden geacht te zijn gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Ditzelfde geldt ten aanzien van de in feit 2 subsidiair ten laste gelegde poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel door middel van het slaan met een houten knuppel tegen het lichaam van [slachtoffer 2].
Bewijs
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de hierna - samengevat - weergegeven feiten en omstandigheden, zoals vervat in de als voetnoten weergegeven gebezigde bewijsmiddelen.
Ten aanzien van het onder 1 subsidiair en 2 meer subsidiair bewezenverklaarde:
Op 13 september 2008 staan verdachte en medeverdachte [medeverdachte] bij de deur van café Vrankrijk in de Spuistraat te Amsterdam. Zij hebben die avond deurdienst en zien vanaf de overkant twee mannen met een hond aan komen lopen. Als de mannen dichterbij komen herkent verdachte ze als [slachtoffer 1] ([voornaam], ook wel [naam] genoemd) en [slachtoffer 2] ([voornaam slachtoffer 2])i. De beide mannen hebben eerder die avond diverse andere cafés bezocht en verkeren voor anderen zichtbaar onder invloed van alcohol ii. Ook diverse anderen nemen het dronken gedrag van de latere slachtoffers waariii. Verdachte vermoedt dan al dat ze bij Vrankrijk naar binnen willen en maakt het overige personeel duidelijk dat er die er avond geen honden in het café worden toegelaten. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] blijken inderdaad met de hond naar binnen te willen. Hierover ontstaat een woordenwisseling die er uiteindelijk toe leidt dat zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] met enig duw- en trekwerk door onder andere verdachte en [medeverdachte] het café uit worden gezet. Als [slachtoffer 2] echter bemerkt dat hij in het rumoer zijn tas vergeten is, is dit voor hem en [slachtoffer 1] reden zich toch weer naar het café te begeven. Aangekomen bij Vrankrijk houdt men de deur echter gesloten, hetgeen voor [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] reden is luid schreeuwend en door middel van schoppen en bonken tegen de deur van het café duidelijk te maken waarom zij zijn teruggekomen. Verdachte besluit dan twee houten knuppels (tafel- of stoelpoten) te pakken waarvan hij er één aan verdachte geeft. Vervolgens gaat de deur van het café op een kier en wordt de tas van [slachtoffer 2] buiten de deur gezet. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] blijven daarna echter schelden en bonken op de deur, al is onduidelijk wat ze nu verder nog willen. Als [slachtoffer 1], die zijn voet tussen de toegangsdeur van het café heeft gezet, vervolgens weigert deze weg te halen, besluiten verdachte en [medeverdachte] dat het genoeg is. [medeverdachte] geeft [slachtoffer 1] te verstaan dat als hij niet binnen drie tellen weggaat, hij een klap zal krijgen. [medeverdachte] laat hem ter bekrachtiging van zijn woorden de houten knuppel zien die hij eerder van verdachte had gekregen. Vervolgens telt [medeverdachte] tot drie en geeft hij [slachtoffer 1] met de houten knuppel door de kier in de deur een stoot tegen zijn voorhoofd, die daardoor een bloedende hoofdwond oploopt iv, v. Ook dit blijkt echter niet voldoende om [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] weg te krijgen van de straat voor Vrankrijk. Daarop besluiten in ieder geval verdachte en [medeverdachte] gewapend met de knuppels naar buiten te gaan om hen met die knuppels te verdrijvenvi. [medeverdachte] en verdachte spreken af dat als er geslagen wordt, dit alleen op het lichaam zal gebeuren. Vervolgens gaan ze door de enkele meters verderop gelegen nooduitgang de straat op. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] willen nog steeds van geen wijken weten, waarna verdachte het slachtoffer [slachtoffer 2] tenminste drie keer met de knuppel tegen zijn lichaam slaat. Bij deze klappen loopt [slachtoffer 2] verwondingen op, te weten een kneuzing / bloeduitstorting op de linkerbovenarm en linksvoor op de borst, maar ook links in het gelaatvii doordat bij één van de klappen de knuppel via de arm in zijn gezicht terecht komtviii. [slachtoffer 2] heeft bij zijn aangifte verklaard veel pijn van deze klappen te hebben ondervondenix. De inmiddels ook naar buiten gelopen [persoon 1] constateert dat de ruzie nu echt uit de hand dreigt te lopen, en haalt uit voorzorg de knuppels bij verdachte en [medeverdachte] weg. Wat volgt is een aantal minuten van heftige discussie tussen enerzijds [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en anderzijds in elk geval verdachte en [medeverdachte]. De stemming blijft vijandig en [slachtoffer 1] komt daarbij letterlijk tegenover verdachte en [medeverdachte] te staan. [medeverdachte] slaat [slachtoffer 1] vervolgens met een zodanig krachtige vuistslag tegen zijn hoofd, dat hij daardoor steil achterover valt x, xi. [slachtoffer 1] slaat met zijn hoofd hard tegen de stoep. Zowel verdachte als diverse getuigen horen de schedel van het slachtoffer breken. Later in het ziekenhuis en ook in de periode nadien blijken de gevolgen voor [slachtoffer 1] zeer ernstig te zijn. In het ziekenhuis worden bij [slachtoffer 1] een schedelfractuur die doorloopt in hetrotsbeen (een specifiek deel van de schedelbasis), een gehoorsbeenketenbreuk en een trommelvliesperforatie geconstateerd. Voorts is sprake van verlies van hersenvloeistof als gevolg van een gescheurd hersenvlies xii. Deze verwondingen worden later zowel in een deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituutxiii, als door een tweetal bij dit rapport betrokken deskundigen ter terechtzitting bevestigd xiv, xv. [slachtoffer 1] heeft bij zijn aangifte en aanvullende aangifte aangegeven hieraan diverse klachten te hebben overgehouden, te weten geheugen- en gehoorsverlies, verlies van reuk en smaak, constante hoofdpijn, ernstige vermoeidheid en slapeloosheid en een verlamde rechterkant van de tongxvi, xvii. Bovendien kan hij als gevolg van evenwichtsstoornissen voorlopig niet meer lopen maar dient hij zich te verplaatsen in een rolstoel, zo heeft hij bij een verhoor door de rechter-commissaris verklaardxviii.
4.4 Nadere overwegingen
Betrouwbaarheid getuigenverklaringen
De rechtbank merkt op dat in het dossier een groot aantal getuigenverklaringen zit van personen, allen kennelijk betrokken bij Vrankrijk,,die eerst in het geheel niet of heel beperkt hebben willen verklaren. De politie werd aanvankelijk letterlijk buiten de deur van Vrankrijk gehouden. Voorts blijkt uit diverse mail-, tap- en internet-berichten dat na 13 september 2008 uitvoerig overleg tussen diverse betrokkenen is gevoerd. Men heeft vergaderingen belegd over hoe een zo veel mogelijk eensluidend verhaal, met zo min mogelijk schade voor de mensen binnen de groep, naar buiten kon worden gebracht. Dit is ook het beeld dat uit een groot aantal van de bij de rechter-commissaris afgelegde verklaringen naar voren komt. Dit beeld is er de reden van dat de rechtbank meer waarde hecht aan verklaringen van hen die kennelijk niet tot de Vrankrijkgroep behoren (en overigens evenmin tot de vriendenkring van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]) en daardoor met meer afstand over het voorval hebben kunnen verklaren.
Één conflictsituatie
Op grond van bovenstaande feiten en omstandigheden is de rechtbank, anders dan de verdediging, van oordeel dat de gebeurtenissen op de avond van 13 september 2008 niet als op zichzelf staande incidenten, maar als één geheel moeten worden gezien en beoordeeld. Vanaf het moment van aankomst van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] bij Vrankrijk worden er door het personeel, waaronder verdachte en medeverdachte [medeverdachte], afspraken gemaakt over hoe met de te verwachten moeilijkheden zal worden omgegaan. Vanaf het eerste contact hangt er een sfeer van irritatie en animositeit, aanvankelijk met de hond van [slachtoffer 1] als inzet, die uiteindelijk pas definitief ten einde komt als [slachtoffer 1] bewusteloos op de grond ligt en [slachtoffer 2] wordt afgevoerd door de politie. Tussendoor varieert de intensiteit van de wederzijdse vijandigheden maar op geen enkel moment was het contact afgerond. Het handelen van verdachte en [medeverdachte] was steeds gericht tegen dezelfde personen en elk handelen en nalaten was een direct gevolg van het voorgaande. De geweldsmomenten in het contact volgden elkaar binnen een betrekkelijk kort tijdsbestek op. Verdachte en medeverdachte [medeverdachte] stond telkens één en hetzelfde doel voor ogen, namelijk: hoe [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] bij Vrankrijk weg te krijgen. Dit hebben zij op verschillende manieren (het duwen uit het café, de stoot met de stok bij de deur tegen het voorhoofd van [slachtoffer 1], het slaan met de stokken tegen het lichaam van [slachtoffer 2] en tot slot de vuistslag tegen het hoofd van [slachtoffer 1]), getracht te bereiken. Hoewel hiervoor onder 4.3 is overwogen dat het stoten met de knuppel niet bewezen wordt geacht (niet omdat het stoten niet zou zijn voorgevallen maar louter omdat dit handelen niet beschouwd wordt als handelen gericht op zware mishandeling), betrekt de rechtbank deze handeling wel bij de beoordeling van het conflict als geheel. Daarbij is van belang dat de rechtbank niet de stelling van de verdediging volgt, dat bij de deur sprake is geweest van een aparte situatie en wel een noodweersituatie waarbij verdachte en [medeverdachte], door het geven van de stoot met de stok tegen het voorhoofd van [slachtoffer 1], subsidiair en proportioneel hebben gehandeld ter afwending van de ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding door [slachtoffer 1]. Daargelaten de vraag of de omstandigheid dat iemand zijn voet tussen de deur houdt een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding oplevert waartegen het geboden is zich te verdedigen, acht de rechtbank het door verdachte en [medeverdachte] uitgeoefende geweld niet proportioneel. Door [slachtoffer 1] met een knuppel met zodanig veel kracht op zijn hoofd te stoten dat zijn hoofdhuid scheurde en er een bloedende hoofdwond ontstond, zijn verdachten in hun reactie veel te ver gegaan en hebben zij de grenzen van het daarbij redelijkerwijs te gebruiken geweld in vergaande mate overschreden.
Medeplegen
In het licht van het voorgaande is de rechtbank voorts van oordeel dat verdachte beide feiten tezamen en in vereniging met de medeverdachte [medeverdachte] heeft gepleegd. Verdachte en [medeverdachte] maakten, zoals hiervoor al overwogen, deel uit van de deurploeg die avond. Beiden waren betrokken bij het overleg over wat er met de lastige [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] moest worden gedaan. Verdachte heeft twee houten knuppels gehaald waarvan hij er één aan [medeverdachte] gaf. Voor beiden was vooraf duidelijk wat hiervan het doel was. Terwijl verdachte de deur tegenhield, is [medeverdachte] gaan aftellen, waarna hij een stoot tegen het hoofd van [slachtoffer 1] gegeven met de door verdachte aangeleverde knuppel. Vervolgens spraken verdachte en [medeverdachte] af naar buiten te gaan, wederom voorzien van de knuppels, en maakten zij afspraken over het gebruik daarvan. Het gemeenschappelijk doel was duidelijk: [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] moesten weg bij Vrankrijk, zonodig met geweld. Verdachte richtte zich daarbij in eerste instantie op [slachtoffer 2] en maakte conform de afspraak, te weten alleen slaan op het lichaam, gebruik van de knuppel. [medeverdachte] kwam in een directe en gewelddadige confrontatie met [slachtoffer 1] terecht en heeft daarbij met zijn vuist tegen het hoofd van [slachtoffer 1] gaslagen. Verdachte, zo heeft hij bij de rechter-commissaris verklaard, stond op dat moment weer naast [medeverdachte]. Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat door verdachte en [medeverdachte] dermate nauw en bewust is samengewerkt dat er sprake is van medeplegen.
Opzet
De rechtbank is voorts van oordeel dat verdachte en zijn mededader beiden opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer 1] hadden. Na de eerdere duw- en trekpartij in Vrankrijk, waarbij dezelfde personen betrokken waren, hebben verdachte en [medeverdachte] de knuppels gepakt en afgesproken deze zonodig te gebruiken. Dat er daarnaast een afspraak was om alleen op het lichaam te slaan, maakt dit niet anders. Ook slaan op het lichaam met een houten knuppel kan immers (ernstig) letsel veroorzaken. Verdachte had er derhalve rekening mee te houden dat er geweld zou worden gebruikt, en ook meer dan gering geweld, gezien het feit dat men zich met knuppels had bewapend. Beide verdachten zijn vervolgens zelf de confrontatie aangegaan en hebben daarbij aangetoond dat ze fors geweld niet schuwden. [medeverdachte] gaf [slachtoffer 1] bij de deur immers een stoot tegen zijn hoofd met een knuppel en verdachte heeft [slachtoffer 2] met een knuppel diverse slagen toegediend. Verdachte heeft zich, ook nadat de knuppels weg waren gehaald, op geen enkel moment gedistantieerd van het door zijn medeverdachte gebruikte geweld. Integendeel, op het moment van de vuistslag stond hij naar eigen zeggen naast [medeverdachte]. Bovenstaande leidt tot de conclusie dat verdachte niet alleen bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat er geweld zou worden gebruikt, maar ook dat [medeverdachte] daarin verder zou gaan dan de aanvankelijk gemaakte afspraak en daarbij zwaar lichamelijk lestel zou optreden.
Voorbedachte raad
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat verdachte en [medeverdachte] bij beide feiten hebben gehandeld met voorbedachten rade. Met kennelijke vastberadenheid trachtten zij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] op diverse gewelddadige manieren bij Vrankrijk weg te krijgen, daarbij steeds een stap verder gaand in de mate van het toegepaste geweld. [medeverdachte] heeft gewaarschuwd dat er geweld zou worden gebruikt als [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] niet bij de deur weg zouden gaan. Voordat ze naar buiten gingen met de knuppels, maakten verdachte en [medeverdachte] afspraken over het zonodig uitoefenen van geweld. Verdachte en [medeverdachte] hielden er dus nadrukkelijk rekening mee hielden dat er ook buiten geweld zou worden toegepast, hetgeen vervolgens ook is gebeurd. Na het pakken van de knuppels en voor het naar buiten gaan zijn er diverse momenten geweest waarop zowel verdachte als [medeverdachte] de tijd en de gelegenheid hadden om over de betekenis en de gevolgen van hun voorgenomen daad na te denken en zich daar rekenschap van te geven. Aldus is naar het oordeel van de rechtbank sprake van voorbedachte raad.
5. De strafbaarheid van de feiten
5.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich, op nader in het schriftelijke requisitoir omschreven gronden, op het standpunt gesteld dat van een reëel onmiddellijk dreigend gevaar voor een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van verdachte door [slachtoffer 1], geen sprake was. De verklaring van verdachte daaromtrent is niet geloofwaardig en de verklaringen van de door de verdediging opgeroepen getuigen zijn niet betrouwbaar.
5.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte, bij het geven van de elleboogstoot tegen het hoofd van [slachtoffer 1], heeft gehandeld ter noodzakelijke verdediging van eigen of eens anders lijf tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding door [slachtoffer 1]. Op nader in haar pleitnotities omschreven gronden komt zij tot de conclusie dat verdachte heeft gehandeld uit (putatief) noodweer, zodat hij dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
5.3 Het oordeel van de rechtbank
(Putatief) noodweer
De rechtbank verwerpt het beroep op (putatief) noodweer. Het is onvoldoende aannemelijk geworden dat er sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding waartegen [medeverdachte] en hij zich dienden te verdedigen, dan wel van een dreiging of vermeende dreiging daarvan. Het enkele feit dat [slachtoffer 1] zich volgens verdachte groot maakte levert geen aanranding op als bedoeld in artikel 41 van het Wetboek van Strafrecht. Zoals hierboven onder 4.4 reeds aangegeven, gaat de rechtbank nadrukkelijk uit van één doorlopende conflictsituatie. Verdachte heeft de situatie samen met [medeverdachte] in het leven geroepen. Hij heeft het geweld telkens zelf opgezocht en is daar steeds een stap verder in gegaan. Ook nadat [persoon 1] de stokken had weggehaald zijn verdachte en [medeverdachte] zich blijven begeven in een voortdurende situatie van onenigheid. Van belang is verder dat nergens uit blijkt dat [slachtoffer 1] toen meer deed dan boos zijn en schreeuwen, waarbij hij weigerde de openbare weg voor de toegangsdeur van Vrankrijk te verlaten. Van enige tegen personen gerichte geweldshandeling van zijn kant is niet gebleken. Verdachte noch [medeverdachte] noch een van de andere getuigen heeft verklaard dat [slachtoffer 1] zelf handtastelijk zou zijn geweest. [slachtoffer 1] was dronken en wellicht vervelend, maar niets duidde er op dat hij plotseling geweld zou kunnen gaan gebruiken. Verdachte had redelijkerwijze dan ook geen reden om te verwachten dat [slachtoffer 1] alsnog geweld tegen personen zou gaan gebruiken. Ook de stelling van verdachte dat [medeverdachte] zodanig tegen de muur in het nauw gedreven werd door [slachtoffer 1] dan dat deze niet anders kon dan [slachtoffer 1] met zijn handen benaderen, is onvoldoende aannemelijk geworden. Steun voor deze stelling zoekt verdachte met name in verklaringen waarvan de rechtbank hierboven onder 4.4 heeft vastgesteld dat daaraan voor wat betreft de betrouwbaarheid minder waarde kan worden toegekend. De naar de overtuiging van de rechtbank meer onafhankelijke getuigen [getuige 1] en [getuige 2] hebben beiden bij de rechter-commissaris bovendien nadrukkelijk anders verklaard. Voorts zijn er, ook in verdachtes lezing van de gebeurtenissen, diverse momenten geweest waarop hij had kunnen besluiten om weg te gaan. Bovendien had men er uiteraard ook al eerder voor kunnen kiezen om de politie te bellen, maar van deze mogelijkheid hebben verdachte en [medeverdachte] bewust afgezien. Zij wilden het zelf oplossen.
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
6. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
7. Motivering van de straffen en maatregelen
7.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar onder 1 primair en 2 subsidiair bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren met aftrek van voorarrest. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij voor wat betreft de materiële schade zal worden toegewezen voor zover het betreft kosten gemaakt tot 9 oktober 2008, en voor wat betreft de immateriële schade tot een bedrag van € 79.000,- (de gevorderde € 100.000,- minus de reeds betaalde € 21.000,-), met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
7.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte geen langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf dient te worden opgelegd dan de tijd die hij reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
7.3 Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich tezamen met zijn mededader schuldig gemaakt aan een zware mishandeling en een mishandeling, beide met voorbedachte rade. Aanleiding voor de mishandeling van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] was hun hinderlijke aanwezigheid voor de deur van café Vrankrijk, waar verdachte en zijn mededader zich kennelijk verantwoordelijk voor voelden. Verdachte en zijn mededader hadden besloten dat ze daar hoe dan ook weg moesten. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] waren zichtbaar onder invloed van alcohol (sommige getuigen spreken zelfs van stomdronken). Verdachte en zijn mededader hebben zich allereerst voorzien van houten knuppels als wapen en buiten zijn zij daarmee [slachtoffer 2] te lijf gegaan. [slachtoffer 1] werd met een zo krachtige vuistslag tegen de grond geslagen dat hij steil achterover met zijn hoofd tegen de stoep sloeg en vele aanwezigen hoorden dat zijn schedel brak. Met name voor [slachtoffer 1] waren de gevolgen enorm: ziekenhuisopnames, operaties en tal van ernstige lichamelijke klachten, waarvan een aantal mogelijk blijvend. Tot op de dag van vandaag (nu ruim een jaar na het misdrijf) kan hij zich slechts in een rolstoel voortbewegen en heeft hij behalve lichamelijke klachten ook cognitieve beperkingen die zijn functioneren in het dagelijks leven ernstig nadelig beïnvloeden. Van een zelfstandig werkende en wonende jongeman werd hij van het ene op andere moment volledig van anderen afhankelijk. Als zijn moeder hem niet zou kunnen verzorgen, zou hij in een verpleeghuis moeten verblijven. Zijn beroep van metaalbewerker kan hij niet meer uitoefenen. Daarnaast hebben beide slachtoffers het gebeuren als uiterst schokkend ervaren en ondervinden zij daarvan nog dagelijks de nadelige psychische gevolgen. Weliswaar is de bewuste vuistslag niet door verdachte maar door zijn mededader toegediend, toch acht de rechtbank hem daarvoor in gelijke mate verantwoordelijk. Verdachte vervulde gedurende het gehele conflict een leidende rol. Verdachte was de oudere van de twee en wordt door getuigen beschreven als ‘doorgewinterde kraker’ naast de mededader als ‘jonge hond’. In plaats van een meer bij zijn leeftijd en positie passende matigende invloed uit te oefenen, heeft verdachte het conflict alleen maar opgestookt. Hij haalde de houten knuppels erbij en kwam ook op het idee om daarmee naar buiten te gaan. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij er nadrukkelijk bij de oplossing van het conflict voor heeft gekozen het recht in eigen hand te nemen. In plaats van de politie in te schakelen koos men er welbewust voor de twee lastige klanten desnoods van de openbare weg af te slaan.
De rechtbank houdt rekening met de omstandigheid dat verdachte blijkens een uittreksel uit het justitieel documentatieregister niet eerder voor enig strafbaar feit is veroordeeld en ziet mede hierin aanleiding een deel van na te noemen straf in voorwaardelijke vorm op te leggen. Het voorwaardelijke deel strekt er voorts toe verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst wederom aan strafbare feiten schuldig te maken.
Anders dan de officier van justitie, acht de rechtbank niet bewezen de poging tot doodslag op [slachtoffer 1] en de poging tot zware mishandeling van [slachtoffer 2]. De rechtbank ziet hierin aanleiding om voor wat betreft de op te leggen straf naar beneden toe af te wijken van de eis van de officier van justitie.
Ten aanzien van de benadeelde partij
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1], niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor de behandeling in dit strafgeding. Van de zijde van Vrankrijk heeft [slachtoffer 1] thans ruim € 20.000,- aan schadevergoeding ontvangen. Dat hij meer schade heeft geleden en zal lijden is zeer aannemelijk, maar wat de omvang daarvan is en of die geheel aan verdachte moet worden toegerekend is in deze strafrechtelijke procedure niet vast te stellen. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk is. De benadeelde partij kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47, 57, 300, 301, 302 en 303 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
9. Beslissing
Verklaart het onder 1 primair, 2 primair en 2 subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair en 2 meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hiervoor in rubriek 3 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde:
Medeplegen van zware mishandeling gepleegd met voorbedachten rade.
Ten aanzien van het onder 2 meer subsidiair bewezenverklaarde:
Medeplegen van mishandeling gepleegd met voorbedachten rade.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 8 maanden, van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.P.E. Meewisse, voorzitter, mrs. Q.R.M. Falger en F.J. van de Poel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D. West, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 15 oktober 2009.
i Een proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 2 april 2009 van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank. ii Verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 1 oktober 2009 iii Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] d.d. 6 juni 2009 van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank. iv Een proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 2 april 2009 van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank. v Verklaring verdachte ter terechtzitting d.d. 1 oktober 2009. vi Een geschrift, zijnde een kopie van een ongedateerde aan [slachtoffer 1] gerichte brief van verdachte. vii Een geschrift, zijnde een aanvraagformulier medische informatie d.d. 19 februari 2009 ingevuld door [huisarts], huisarts (doorgenummerde pag. 84) viii Een proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 2 april 2009 van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank. ix Het proces-verbaal met nummer 2008257690-1 van 29 september 2008, in de wettelijke vorm[0] opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 1] (doorgenummerde pag. 72 e.v.). x Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] d.d. 6 juni 2009 van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank. xi Het proces-verbaal met nummer 2008257690 van 23 maart 2009, in de wettelijke vorm[0] opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar 2] en [opsporingsambtenaar 3] (doorgenummerde pag. 266 e.v.). xii Een geschrift, zijnde een brief van 23 september 2008 van [persoon 2], co-assistent neurologie bij het Vu medisch centrum. xiii Een verslag van het Nederlands Forensisch Instituut, d.d. 11 september 2009, nummer 2009.05.04.035, opgemaakt door H.N.J.M. van Vernooij op de door hem als vast gerechtelijk deskundige afgelegde belofte (doorgenummerde pag. 450 e.v.). xiv Verklaring van deskundige H.M. de Bakker ter terechtzitting van1 oktober 2009. xv Verklaring van de deskundige M.A. van Buchem ter terechtzitting van 1 oktober 2009. xvi Het proces-verbaal met nummer 2008257690-9 van 6 oktober 2008, in de wettelijke vorm[0] opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 1] (doorgenummerde pag. 86 e.v.). xvii Het proces-verbaal met nummer 2008257690 van 24 februari 2009, in de wettelijke vorm[0] opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar 4] en [opsporingsambtenaar 2] (doorgenummerde pag. 152 e.v.). xviii Een proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 1] d.d. 26 juni 2009 van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank.
Parketnummer: 13/525080-09 (Promis) Vonnis: 15 oktober 2009 [verdachte]
|
No comments:
Post a Comment
Bedankt voor jouw reactie. We beoordelen of de reactie geplaatst kan worden.