Massahysterie door angst voor vergiftiging
Op 3 april 1983 meldt het NRC dat er op de Westelijke Jordaanoever 300 Palestijnse meisjes met vergiftigingsverschijnselen in ziekenhuizen in Tulkarem, Nablus, Bethlehem en Hebron zijn opgenomen. Als de Verenigde Naties, na een besloten zitting van de Veiligheidsraad, besluit om een onderzoek in te stellen, is het aantal vergiftigingen opgelopen tot meer dan duizend. In Hebron worden twee Arabieren gearresteerd, die de bevolking hebben gewaarschuwd voor vergiftigd drinkwater. Onafhankelijk onderzoek wijst uit, dat er geen enkel bewijs voor vergiftiging met organische stoffen is. Het NRC besluit het artikel met de stelling, dat “De “vergiftigingsepidemie” de anti-Israelische emoties in bezet gebied tot een kookpunt heeft gebracht.”

De Telegraaf schrijft op 28 maart 1983, dat de eerste verschijnselen zich op een school in Jenin voordeden. Arabische meisjes klaagden over flauwvallen, hevige buikpijn, tranende ogen, hoofdpijn, duizelingen en ijskoude voetzolen en handpalmen. De klachten worden in eerste instantie niet serieus genomen. “Gevreesd wordt dat één en ander te maken heeft met de „dag van de aarde”, een der nationale Arabische protestdagen, die aanstaande woensdag gememoreerd wordt en verder de strijd om de macht op de Westelijke Jordaanoever tussen ondermeer de PLO, de dorpsliga’s en andere meer of minder extremistische elementen.”

Het ‘gifgas’ van Suha Aarafat
In 1999 uit Suha, de vrouw van Yasser Arafat, een opzienbarende beschuldiging, als ze beweert dat Israël voor het toenemend aantal gevallen van kanker onder Palestijnse vrouwen en kinderen verantwoordelijk is. De echtgenote van de Palestijnse leider zei in Ramallah dat de Israelische bezettingstroepen de afgelopen jaren stelselmatig gifgassen hebben gebruikt als gevolg waarvan het aantal Palestijnen dat kanker heeft gekregen aanzienlijk is toegenomen. Ook stelde Suha Arafat Israel verantwoordelijk voor de verontreiniging van tachtig procent van het Palestijnse water. De Palestijnse minister van Gezondheidszaken, Riad Za’anoen, borduurde even later op het door Suha Arafat aangekaarte thema verder en zei dat het gebruik van giftige gassen door de Israëli’s tot veel miskramen heeft geleid. (NRC, 12 November 1999)

Voorzitter Ahmed Qurei van het Palestijnse parlement, relativeerde de betekenis van Suha’s opmerkingen door te zeggen dat zij, ondanks haar huwelijk met Yasser Arafat, geen deel uitmaakt van het Palestijnse zelfbestuur. De Palestijnse minister Ziad Abu Ziad zei dat Israel niet met opzet ziekten onder de Palestijnen heeft willen veroorzaken.


De polonium-mythe na de dood van Yasser Arafat
Na de dood van de Palestijnse leider Yasser Arafat in 2004, geloofden veel Arabische inwoners van de Westelijke Jordaanoever, dat hij vergiftigd zou zijn. Eind november 2012 wordt het lichaam van Yasser Arafat in Ramallah opgegraven om een mogelijke vergiftiging met polonium te onderzoeken. Een team van deskundigen uit Zwitserland, Frankrijk en Rusland neemt monsters van het lichaam. Hoewel de radioactieve stof polonium niet eenduidig werd aangetoond, gaan de geruchten over het vermoorden van de Palestijnse leider door Israël nog verder.

Kees Broer bij het lege graf van Yasser Arafat (januari 2013)

Het gifsprookje van Mahmoud Abbas
In juni 2016, slechts een jaar na het vermeende gif-incident van Dries van Agt beweert de Palestijnse president Maghmoud Abbas, in een toespraak in het Europese Parlement: “Slechts een week geleden kondigde een aantal rabbijnen in Israël aan, in een heel duidelijke aankondiging, dat zij van hun regering eisen om het water van de Palestijnen te vergiftigen om hen te doden. Is dat geen duidelijke ophitsing tot massamoord op het Palestijnse volk?” (1) Enkele dagen later komt de Palestijnse president enigszins op zijn bewering terug door te stellen, dat hij niet de bedoeling heeft gehad het Joodse volk te kwetsen.

Conclusie
Complottheorieën over gif komen in de Palestijnse samenleving veel voor. Daarom is het van belang dat elk incident nauwkeurig gedocumenteerd wordt. Ik ben deze serie dan ook begonnen met een open brief aan de bestuursleden van The Rights Forum, waarin ik om documentatie vraag. Alleen Jaap Hamburger heeft intussen gereageerd en geeft aan dat deze documentatie niet aanwezig is.

De mensenrechtenorganisaties B’Tselem en Yesh Din doen dat wel. Naam, plaats, aangifte, soort gif en de gevolgen worden door hen vastgelegd, zodat er geen verkeerde berichten en sprookjes de wereld in geholpen worden.

Vorige afleveringen van De Sprookjes van van Agt:
Deel 1: Open brief aan The Rights Forum
Deel 2: Het antwoord van B’Tselem
Deel 3: Eén mythe, drie versies

Noten:
1) Persbericht van Likoed Nederland, 26 juni 2016. New York Times 23 juni 2016.