De filosofie van Popper
voor arbeiders verklaard
door Dirk Verhofstadt (ingezonden)
Wie een overzicht maakt van de belangrijkste filosofen van de voorbije eeuw kan niet voorbij Karl Popper. Over zijn werk en ideeën schreef Lothar Schäfer een leesbaar boek in de collectie Kopstukken Filosofie. Poppers controversiële ideeën staan vooral in zijn boeken The Poverty of Historicism en The Open Society and Its Enemies, die verplichte lectuur zouden moeten zijn voor al wie gelooft in de individuele vrijheid en een liberaal mensbeeld. Alhoewel hij die werken schreef tussen 1943 en 1945 hebben ze niets aan kracht ingeboet, integendeel. Hierin beklemtoont Popper de noodzaak om voortdurend in discussie te treden met filosofische tradities en hedendaagse denkbeelden. Willen we noodzakelijke vernieuwingen doorvoeren dan is kritiek niet alleen gewenst maar vooral noodzakelijk. Veranderingen en omwentelingen zijn geen tekenen van ondergang maar voorwaarden voor het scheppen van nieuwe werelden. Eigenlijk verdedigt hij het principe van de permanente crisis, want in de overgang van crisis naar het nieuwe liggen het menselijke kunnen besloten. "De mens heeft nieuwe werelden geschapen - de taal, de muziek, de poëzie, de wetenschap. En de belangrijkste van alle: de wereld van de morele verlangens - naar gelijkheid,
vrijheid en hulp aan de zwakkeren", zo schrijft hij in The Open Society and Its Enemies. Aangezien het liberalisme bij uitstek een vernieuwende beweging is zouden liberalen als eersten het gedachtegoed van Popper in de praktijk moeten toepassen.
Popper is een typisch product van de Verlichting. Hij verzet zich tegen bevoogding en onderdukking, tegen dogmatisme en elke vorm van totalitarisme. 'Sapere aude', heb de moed je eigen verstand te gebruiken, zo citeert hij Kant. De kritiek, het onderzoek, de rationaliteit zijn noodzakelijk voor vooruitgang. Dat betekent niet dat tradities niet belangrijk kunnen zijn, maar daarvoor moeten hun behoeders het lef hebben ze de toets van de kritiek te laten doorstaan. Hiermee komen we tot de kern van het liberalisme als tegenpool voor het conservatisme. Het liberalisme moet daarom vechten tegen alle voorrechten, zeker als ze te maken hebben met afkomst.
Plato
In zijn geschriften gaat Popper fel tekeer tegen de zienswijzen van Plato die rechtvaardigheid gelijkschakelde met 'het belang van de staat', en waarbij de heerser elk middel mag gebruiken om het zogenaamde openbaar belang te verdedigen ook als hij liegt en bedriegt. In die zin is Plato de protagonist van het autoritaire denken, een verdediger van de gesloten, starre maatschappij, een
vijand van de open samenleving. Het is een anti-individualistische gedachte die de mens ondergeschikt maakt aan de staat en de heerser. Het is een keuze voor de elite en tegen de massa. Hiermee komt Popper dicht bij de maatschappijanalyse van Karl Marx. Maar ook tegenover Hegel en Marx stelt Popper zijn kritisch denken. In tegenstelling tot Marx ziet hij de geschiedenis niet als een geschiedenis van de klassenstrijd waarin mensen als individu geen rol zouden spelen. Wie de geschiedenis van de klassenstrijd aanvaardt zegt dat de politiek geen rol van betekenis meer speelt, een gedachte die Popper niet kan en wil aanvaarden.
Daaruit vloeit zijn opmerkelijke sociale stelling: "Wij moeten sociale instituties creëren die de economisch zwakkere beschermen tegen de economisch sterkere en de staat moet waken over de doeltreffendheid van deze instituties (...) Wij moeten eisen dat het ongeremde kapitalisme plaats maakt voor een economisch interventionisme." Het is een uitspraak uit The Open Society and Its
Enemies die vooral libertariërs niet graag horen omdat het haaks staat op hun maatschappijbeeld van absolute vrijheid. Maar omgekeerd toont het opnieuw aan dat het liberalisme er niet is om de economisch sterkere een vrijgeleide te geven, maar juist een vrijheid verzekert waarbinnen iedereen zich kan ontwikkelen. Anderzijds kant Popper zich hiermee radikaal tegen de socialisten
en de communisten die streven naar de klassenloze maatschappij. Want diegenen die in naam van het volk de macht zullen overnemen zullen een nieuwe bureaucratische elite vormen die hun machtsposities willen beschermen. Animal Farm van George Orwell verscheen in datzelfde jaar 1945 en handelt volledig over deze problematiek. Waarbij de varkens het voor het zeggen kregen en de andere dieren zich uitsloofden voor het 'algemeen belang'. Een overwinning van de
proletarische revolutie betekent immers niet dat klassenverschillen verdwijnen en dat uitbuiting verdwijnt.
"We moeten inzien dat de controle over fysiek geweld en uitbuiting het belangrijkste probleem is en blijft", schrijft Popper. Daarbij kant hij zich tegen elk gebruik van geweld, behalve voor de verwezenlijking of handhaving van de democratie. Want de redding van de democratie verzekert juist geweldloze veranderingen en verbeteringen in de toekomst. Hiervoor gebruikt hij ook een
morele grond en zet zich af tegen elke vorm van irrationalisme. Vrij vertaald dus tegen denkbeelden die stoelen op religies, gewoontes, tradities, volk, ras, bloed en bodem. "De enig juiste morele instelling is de instelling die erkent dat we onze medemensen en onszelf met respect moeten behandelen." Door zijn geloof in de openlijke en voortdurende kritiek wil hij vooroordelen en
irrationele gronden uit de weg ruimen. Daarom staat hij ook zo kritisch tegenover het begrip 'gehoorzaamheid' dat traditionalisten en gemeenschaps-denkers zo belangrijk vinden, want gehoorzaamheid kan een aanval betekenen op de kritische geest en aldus op de vrijheid van meningsuiting. Permanente kritiek betekent ook dat de kennis en het maatschappijbeeld nooit
definitief zullen zijn, net zoals het liberalisme en de democratie. In zijn autobiografie verwoordt Popper deze permanente kritiek als volgt: "Een verklaring is altijd onvolledig, want we kunnen altijd nog een waarom-vraag stellen. De nieuwe waarom-vraag kan weer tot een nieuwe theorie leiden die de oude niet alleen verklaart, maar ook corrigeert." Op die manier verwerpt hij de klassieke filosofie die het idee van rationaliteit verbindt met definitieve, bewijsbare kennis. Rationaliteit houdt voor hem verband met de groei van hypothetische kennis. Daarom staat Popper steeds wantrouwig tegenover mensen die stellen dat ze 'heilig en definitief overtuigd zijn' van iets. In die zin zat Francis Fukuyama er in zijn boek The End of History dan ook compleet naast toen hij het liberalisme beschouwde als de enige en finale overwinnaar op het ideologische front.
Poppers ideeën werden opgepikt door sociaal-democraten als kanselier Helmut Schmidt die zich hiermee wou afzetten tegen de extreem-linkse stromingen binnen en buiten zijn partij. Maar ook conservatieve partijen als de CDU en de FDP poogden zijn gedachtegoed te recupereren. Wie zijn boeken leest kan echter maar tot één harde conclusie komen. Dat Karl Popper zich vooral afzette tegen zowel de maakbaarheid van de samenleving enerzijds als de traditie anderzijds. Hiermee
spoort Popper moeiteloos in het rijtje van grote liberale denkers. Popper leefde tot 1994 en zag zijn denkbeelden met de val van de Berlijnse Muur bewaarheid worden. Tot zijn dood bleef hij elke onderzoeker aansporen om te blijven bekritiseren, ook en vooral zijn (Poppers) ideeën. Een boeiende gedachte die menige intellectueel en politicus op zichzelf zou moeten toepassen.
Lothar Schäfer, Popper - Kopstukken Filosofie, Lemniscaat, 2002
Karl Popper, The Open Society and its Enemies, Routledge, 2002 (whith an
introduction by Vaclav Havel).
Karl Popper, Autobiografie, ABC-Press, 1978.
1 comment:
U schrijft heel prachtig:
Wie een overzicht maakt van de belangrijkste filosofen van de voorbije eeuw kan niet voorbij Karl Popper. Over zijn werk en ideeën schreef Lothar Schäfer een leesbaar boek in de collectie Kopstukken Filosofie. Poppers controversiële ideeën staan vooral in zijn boeken The Poverty of Historicism en The Open Society and Its Enemies, die verplichte lectuur zouden moeten zijn voor al wie gelooft in de individuele vrijheid en een liberaal mensbeeld. Alhoewel hij die werken schreef tussen 1943 en 1945 hebben ze niets aan kracht ingeboet, integendeel. Hierin beklemtoont Popper de noodzaak om voortdurend in discussie te treden met filosofische tradities en hedendaagse denkbeelden. Willen we noodzakelijke vernieuwingen doorvoeren dan is kritiek niet alleen gewenst maar vooral noodzakelijk. Veranderingen en omwentelingen zijn geen tekenen van ondergang maar voorwaarden voor het scheppen van nieuwe werelden. Eigenlijk verdedigt hij het principe van de permanente crisis, want in de overgang van crisis naar het nieuwe liggen het menselijke kunnen besloten. "De mens heeft nieuwe werelden geschapen - de taal, de muziek, de poëzie, de wetenschap. En de belangrijkste van alle: de wereld van de morele verlangens - naar gelijkheid,
vrijheid en hulp aan de zwakkeren", zo schrijft hij in The Open Society and Its Enemies. Aangezien het liberalisme bij uitstek een vernieuwende beweging is zouden liberalen als eersten het gedachtegoed van Popper in de praktijk moeten toepassen.
Het is alleen zo dat de mensen er geen boodschap meer aan hebben. Ik probeer de hele dagen discussies te voeren over waarden, het nut van een leergierige levenshouding en iets terugdoen voor de maatschappij. Wat er dan gebeurd is dat mensen altijd zeggen: "Alles is maar een mening. / Je kunt niks defintief bewijzen want het is relatief. / Waarom zou ik wat dan ook doen als er geen macht is om me te dwingen. / Iedereen moet het voor zichzelf maar uitzoeken of hij slecht of goed leeft want slecht of goed is maar een mening. / Als ik dood ben is alles toch voorbij dus waarom zou ik me waar dan ook om bekommeren."
Popper kan heel leuk geschreven hebben dat mensen moeten discussieren om tradities, normen en waarden, betrokkenheid, zelfstandig denken, actueel en levendig te houden... maar de samenleving die hij zo trots predikt leidt tot een dood eind. Een maatschappij van onverschilligheid. Zo is het gewoon.
Post a Comment